Bezoekersvraag

Kennisbank

Glycemische index

De Glycemische Index (GI) is een getal dat de stijging van de concentratie glucose in het bloed (bloedsuiker) na een koolhydraathoudende maaltijd aangeeft. Het  GI-systeem wordt gebruikt in humane voeding, waar het voedingsmiddelen classificeert naar het effect van het betreffende voedingsmiddel op de bloedsuiker. In humane voeding wordt de GI o.a. toegepast bij de behandeling van overgewicht en suikerziekte, waarbij voedingsmiddelen met een lage GI gewenst zijn. Ook bij paarden kan de GI worden gebruikt, bijvoorbeeld bij voeding van sportpaarden, insulineresistentie en hoefbevangenheid. Vooralsnog is het lastig de GI toe te passen in paardenvoeding, omdat van weinig voedermiddelen de GI bekend is en onderzoeken door verschillende methoden nauwelijks te vergelijken zijn.

Het glucosemetabolisme
Na opname van koolhydraten uit de voeding, worden deze verteerd en afgebroken tot o.a. glucose, een suiker die door lichaamscellen als brandstof gebruikt wordt om energie te produceren. Glucose wordt uit de darm opgenomen in het bloed, waardoor de hoeveelheid glucose in het bloed stijgt. Het lichaam wil de bloedsuiker binnen nauwe grenzen houden, dus wanneer de bloedsuiker stijgt, reageert het lichaam daarop. De pancreas (alvleesklier) produceert het hormoon insuline, welke eveneens in het bloed wordt opgenomen en cellen stimuleert om glucose uit het bloed op te nemen. Hierdoor daalt de glucosespiegel. Is de glucosespiegel laag genoeg, dan neemt de concentratie insuline weer af.

Wat is de Glycemische Index?
De GI geeft aan hoe snel en hoe ver de glucosespiegel stijgt na de maaltijd. Dit wordt weergegeven als percentage van de stijging van de bloedsuiker na opname van een standaard referentie. Die referentie kan een bepaalde hoeveelheid glucose zijn (toegediend via een neussonde), of bijvoorbeeld haver of maïs. De stijging van de glucosespiegel na opname van bijvoorbeeld 50 gr glucose is dan 100%. De reactie na opname van het ‘testvoer’ kan groter of kleiner zijn en dus een GI hebben van bijvoorbeeld 85% of 115%. In de humane voeding wordt het voedingsmiddel hierna ingedeeld in één van drie categorieën:  lage GI (GI < 55), gemiddelde GI (GI 55-69) en hoge GI (GI > 70).

GI van voedermiddelen
In verschillende onderzoeken is de GI van voedermiddelen voor paarden vastgesteld. Een onderzoek in 2007 onderzocht de GI van tien (in de VS) veelgebruikte voedermiddelen. Zes volwassen merries kregen twee maal per dag een hoeveelheid van de verschillende voedermiddelen. De hoeveelheid voer werd bepaald aan de hand van de energie-inhoud: alle maaltijden bevatten evenveel calorieën (isocalorisch). Vijftien minuten voorafgaand aan de maaltijd werd er bloed afgenomen om het glucosegehalte te meten, evenals 30, 60, 90, 120, 180, 240 en 300 minuten na de maaltijd. De uiteindelijk berekende GI-waarden zijn te vinden in onderstaande tabel.

Tabel 1.* Glycemische Index van tien voedermiddelen.

Voedermiddel Glycemische Index
Maïs 112,60
Gefermenteerde haver 104,83
Haver 100,00
Gerst 81,15
Tarwezemelen 62,93
Bietenpulp 24,35
Luzerne 20,78
Rijstzemelen 13,48
Sojahullen 7,23

*Rodiek, A.V., Stull, C.L., 2007. Glycemic Index of ten common horse feeds. Journal of Equine Veterinary Science 27(5): 205-211.

Uit de tabel blijkt dat granen (maïs, gerst) over het algemeen een hogere GI hebben dan de meer vezelrijke producten (bijv. luzerne en zemelen). De verschillen tussen de voedermiddelen worden o.a. bepaald door de samenstelling van het voer: veel of weinig oplosbare koolhydraten (suikers en zetmeel), veel of weinig structurele koolhydraten (vezels), enzovoorts. De opnamesnelheid van het voer, die bij granen vaak hoger ligt dan bij vezelrijke producten, en de passagetijd door het maag-darmstelsel, die bij granen juist lager is en bij ruwvoerproducten hoger, hebben echter ook invloed op de GI. Door al deze invloeden en interacties is de toepasbaarheid van de GI in de praktijk nog laag.
Verder verschillen ook oplosbare koolhydraten onderling in hun glycemische waarden. Pure glucose heeft bijvoorbeeld een hogere GI dan fructose en zetmeel.

Gebreken in het GI-systeem
Een maaltijd van een paard is meestal samengesteld uit verschillende voedermiddelen. Muesli en brok bevatten bijvoorbeeld meerdere soorten granen en in sommige muesli’s zit ook luzerne. De GI van een complete maaltijd is afhankelijk van alle bestanddelen en voedingsstoffen in die maaltijd, zoals koolhydraten, vezels, vetten en eiwit. Vezels en vet hebben doorgaans een verlagend effect op de GI, eiwit (het aminozuur arginine) kan de GI juist verhogen. Bovendien hebben de opnamesnelheid en -hoeveelheid, de snelheid van maaglediging en de passagetijd door de dunne darm invloed op de GI. Tussen individuele paarden worden verder enorme verschillen in GI van voedermiddelen gevonden, die waarschijnlijk een genetische achtergrond hebben.

Een andere moeilijkheid in de GI is dat in verschillende onderzoeken steeds een ander voedermiddel als referentie werd gebruikt (pure glucose, haver, maïs) en in verschillende hoeveelheden/energiegehaltes. Dit maakt het haast onmogelijk om de GI’s die in de verschillende onderzoeken zijn vastgesteld, te vergelijken.

Een ander groot nadeel is dat eigenlijk nog onduidelijk is wat voor paarden nu een hoge, gemiddelde of lage GI is. Anders gezegd, hoe groot mag de stijging van de glucosespiegel eigenlijk zijn om bijvoorbeeld nog net geen nadelige effecten te bewerkstelligen. Op dit gebied is nog veel onderzoek nodig.

Toepassing van de GI
Mits er goed over wordt nagedacht, kan de GI ondanks alle haken en ogen worden gebruikt in specifieke situaties. Het is aangetoond dat jonge, groeiende paarden die veel hoog-glycemisch voer krijgen, eerder te maken krijgen met skeletafwijkingen zoals OC/OCD. Verder kan hoog-glycemisch voer jonge dieren vatbaar maken voor het ontwikkelen van insulineresistentie. De vele schommelingen in de suiker- en insulinespiegel, die een hoog-glycemisch voer veroorzaakt, maken de lichaamscellen ongevoeliger voor insuline, waardoor steeds meer insuline nodig is om glucose uit het bloed te halen. Door dit effect is het ook verstandig om bij paarden die al lijden aan insulineresistentie, hoefbevangenheid en/of overgewicht vooral voedermiddelen te gebruiken met een lage GI, zoals ruwvoer. Voorzichtigheid met hoog-glycemische voedermiddelen, zoals granen, is bij deze aandoeningen geboden.

Hoog-glycemisch voer kan ook juist bewust worden ingezet bij sportpaarden, door gebruik te maken van de hoge glucose-piek die een aantal uren na de maaltijd optreed. Gedurende deze piek is er extra veel glucose in het bloed beschikbaar als brandstof en kunnen dus betere prestaties worden neergezet in bijvoorbeeld de draf-, ren- of springsport. Deze werkwijze vergt echter veel kennis van voeding en van de fysiologie van het desbetreffende paard en een zeer precieze timing. Na de glucose-piek treedt namelijk een glucose-dip op, waarbij er juist extra weinig glucose beschikbaar is. Bovendien is en blijft het risico op koliek, tying-up (maandagziekte) en hoefbevangenheid bij het gebruikt van hoog-glycemisch voer enorm.

De Glycemische Index kan in de toekomst in paardenvoeding een bruikbaar systeem worden. Voordat het in de praktijk kan worden toegepast, is echter nog veel onderzoek nodig. 

Advertorial
Light-voer voor paarden
Gangbaar paardenvoer is al snel te suiker- en zetmeelrijk voor paarden die geen of weinig arbeid verrichten. Hierdoor kunnen overgewicht, stofwisselingsproblemen en insulineresistentie ontstaan. Het light-voer marstall Faser-Light is caloriearm, bevat zeer weinig zetmeel en suiker en is rijk aan vezels die de darmflora ondersteunen en die een veilige energiebron zijn. Het ideale voer om paarden die weinig arbeid verrichten op een gezonde en verantwoorde manier te voeren! Lees meer over Marstall Faser-Light

 

Referenties:
- Geor, R.J., 2007. Equine carbohydrate nutrition: implications for feeding management and disease avoidance. Proceedings of the 5th Mid-Atlantic Nutrition Conference: 154—160.
- Hoffman, R.M., 2009. Carbohydrate metabolism and metabolic disorders in horses. R. Bras. Zootec. 38 (suppl.): 270—276.
- Kronfeld, D., 2005. Glycemic Index, insulin signalling, exercise, and EGAD. Journal of Equine Veterinary Science 25(11): 484—487.
- Kronfeld, D., Rodiek, A.V., Stull, C.L., 2004. Glycemix Indices, Glycemic Loads, and glycemic dietetics. Journal of Equine Veterinary Science 24(9): 399—404.
- Rodiek, A.V., Stull, C.L., 2007. Glycemic Index of ten common horse feeds. Journal of Equine Veterinary Science 27(5): 205—211.
- Vervuert, I., Coenen, M., 2005. The glycemic and insulinemic index in horses. In: Pagan, J.D., Geor, R.J., eds. Advances in Equine Nutrition III. Nottingham University Press: 55—64.