Ir. Marike Jacobs

Ir. Marike Jacobs


Marike is afgestudeerd aan Wageningen Universiteit voor de masteropleiding Animal Nutrition en gespecialiseerd in paardenvoeding. Tijdens haar jeugd raakte zij door ervaringen met paarden met diverse gezondheidsproblemen steeds meer geïnteresseerd in voeding. Na haar hbo-opleiding aan HAS Den Bosch besloot zij zich verder in dier- en paardenvoeding te specialiseren. Regelmatig verschijnt op VoerVergelijk een column van haar hand.

Blote billen in de wei



De eerste echte lentedag is een feit. De paarden mogen het gras weer op en de dekens gaan af. Vogels komen al dankbaar af op de winterharen die nu met bosjes vallen. Het is de tijd van de rui!

De rui is nodig om de wintervacht te verruilen voor de dunnere zomervacht. Ook wanneer een paard weinig wintervacht lijkt te hebben aangemaakt, of wanneer een paard is geschoren, wordt er geruid. De wintervacht is namelijk anders van structuur dan de zomervacht. In het najaar begint een paard met het aanmaken van een dikkere ondervacht. Deze haren zijn korter, vetter, en staan wat verder uit elkaar. Hierdoor werkt het extra isolerend. De bovenvacht is langer en gladder.

Paarden die geen deken op hebben en (veel) buiten lopen, beginnen vaak al vroeg in het jaar met ruien. Dit gebeurt voornamelijk onder invloed van het lengen van de dagen. Afhankelijk van het verloop van het weer en de temperatuur kan de rui even stagneren en weer doorzetten. In april zou de rui wel zo ongeveer voorbij moeten zijn. Stalpaarden die zijn geschoren of dikke dekens op hebben gehad, beginnen vaak later met de rui. Hoe groter het verschil tussen de winter- en zomervacht, hoe langer de rui duurt.

Wanneer een paard op leeftijd is of niet in optimale conditie, kan de rui te traag verlopen. Dit is niet alleen voor de eigenaar, maar ook voor het paard vervelend; de losse haren kunnen jeuken, het kan aardig warm worden en de rui kost best veel energie. Een moeilijk ruiend paard is vaak te herkennen aan een erg doffe vacht, veel huidschilfers en –vet, een stekelige, onregelmatige vacht, waarbij op sommige plekken op het lichaam de zomervacht al ‘klaar’ is, terwijl de rest nog vol staat met lange haren. Gelukkig zijn er een paar dingen die je kunt doen om een paard door de rui heen te helpen.

Het belangrijkste voor een voorspoedig verlopende rui is een goede gezondheid. Maar zorgen dat je paard gezond is, is vaak makkelijker gezegd dan gedaan. ‘Gezond’ is een heel breed begrip; het komt uiteindelijk neer op geen over- of ondergewicht, geen (grote) overmaat of tekorten aan bepaalde voedingsstoffen en o.a. minimale stress, door de natuurlijke behoeftes van het paard zoveel mogelijk te respecteren. Dus veel naar buiten, contact met soortgenoten, mogelijkheid om minimaal 16 uur per dag met eten bezig te zijn, etc..

Met voeding kun je de rui ook wat ondersteunen. Een optimale darmflora is op de eerste plaats van belang. Zorg voor veel ruwvoer van goede kwaliteit (liefst geanalyseerd!) en probeer de overgang van stal naar weide zo rustig mogelijk te laten verlopen, om spijsverteringsstoornissen te voorkomen. Wanneer je weinig krachtvoer voert, gebruik dan een goed supplement om er zeker van te zijn dat je paard alle benodigde vitamines en mineralen binnenkrijgt.

Voedingsstoffen zoals biotine, zink en zwavel zijn van belang voor de conditie van de vacht en verdienen daarom extra aandacht. Verder kan een dagelijkse scheut plantaardige olie helpen om de vacht er wat mooier uit te laten zien, maar dit zal niet zorgen voor het sneller verliezen van de haren. Lijnzaadolie helpt wel om de verhouding omega-3 en omega-6 vetzuren in het rantsoen te verbeteren en draagt daardoor bij aan een optimale gezondheid.

Het is een periode die je paard elk jaar weer door moet, die rui. Naast een klein beetje ondersteuning is er weinig anders te doen dan maar te blijven poetsen. En dan met blote billen de wei in!
 




meer columns | Naar de home pagina




Reacties (0)







Naam
E-mail
Update Houdt mij op de hoogte

Reactie