Bezoekersvraag

Kennisbank

Mycotoxinen

Mycotoxinen blijken zeer veel voor te komen in voedermiddelen, zoals op granen, maar kunnen ook op grassen en ruwvoer  voorkomen. Vanaf januari 2009 t/m juni 2010 zijn 3961 monsters genomen in Azië, Europa, Midden Oosten, Afrika en Amerika, welke werden getest op de aanwezigheid van mycotoxinen. In 76% van de monsters werd één mycotoxine aangetroffen en in 41% daarvan werd meer dan één mycotoxine aangetroffen. Bij slechts 24% van de monsters werden geen mycotoxinen gemeten*. Mycotoxinen kunnen diverse gezondheidsklachten veroorzaken, daarom is het wenselijk dat er extra aandacht komt voor het voorkomen van mycotoxinen in voedermiddelen voor paarden.

Wat zijn mycotoxinen?
Mycotoxinen zijn stoffen die worden geproduceerd door schimmels. Het is onbekend wat voor belang schimmels hebben bij de productie van mycotoxinen, als er al een belang bestaat. Niet alle schimmels produceren mycotoxinen en niet alle mycotoxinen zijn even gevaarlijk. Voor paarden zijn vooral de schimmelfamilies Aspergillus en Fusarium actueel. Deze schimmelfamilies bestaan weer uit verschillende soorten, zoals de Aspergillus ochraeus en Aspergillus flavus, die verschillende mycotoxinen produceren (respectievelijk ochratoxine en aflatoxine).
Gunstige momenten voor de schimmel om te groeien (vochtige omstandigheden) hoeven niet hetzelfde te zijn als momenten waarop mycotoxinen worden geproduceerd (droogte, plotselinge vorst).

Waarom zijn mycotoxinen gevaarlijk?
Mycotoxinen zijn onzichtbaar, geurloos en worden niet waargenomen door reuk of smaak. Verder zijn het zeer resistente stoffen, die bestand zijn tegen verhitting en dus niet onschadelijk worden gemaakt tijdens het productieproces van bijvoorbeeld krachtvoer. Mycotoxinen kunnen onmiddellijk na opname giftig zijn en/of bij opname in grote hoeveelheden. Opname van kleine hoeveelheden verspreid over langere tijd kan echter ook gezondheidsproblemen opleveren en de prestaties van paarden onderdrukken.

Een voorbeeld van een aandoening die wordt veroorzaakt door mycotoxinen is het zogenaamde ´raaigraskramp´. Bij deze ziekte is het zenuwstelsel aangetast, waardoor het paard o.a. een zwalkende gang vertoont. Raaigraskramp wordt veroorzaakt door de mycotoxine Lolitrem B, die wordt geproduceerd door de schimmel (endophyt) Neotypthodium lolii. Deze schimmel groeit op raaigras en komt vooral in warme, droge gebieden voor, maar soms ook in Nederland. Bij extreme droogte produceert de endophyt mycotoxinen, die vervolgens in het weiland of in hooi/kuil kunnen zitten. Naast raaigraskramp is ook dampigheid een voorbeeld van een aandoening die (waarschijnlijk) door mycotoxinen veroorzaakt wordt.

Symptomen van mycotoxicose
Symptomen van mycotoxinevergiftiging of mycotoxicose zijn afhankelijk van de toxine. Sommigen hebben een effect op het zenuwstelsel, zoals de hierboven beschreven Lolitrem B. Andere verlagen het immuunsysteem, verminderen vruchtbaarheid, veroorzaken abortus of geven bijvoorbeeld luchtwegproblemen (o.a. dampigheid). Slaframine, een mycotoxine geproduceerd door Rhizoctonia schimmels, kan na opname leiden tot heftig kwijlen (‘salivary syndrome’). De symptomen van een acute vergiftiging kunnen lijken op die van een bacteriële infectie. Langetermijneffecten zijn o.a. ook groeivertraging en verminderde voeropname.

Bronnen mycotoxinen
Mycotoxicose kan worden opgelopen via zowel ruwvoer als krachtvoer. Maïs is een doelwit van verschillende mycotoxine-producerende schimmels, zoals bepaalde soorten van Aspergillus en Fusarium.  Ook andere granen, zoals haver, gerst en tarwe kunnen besmet zijn met deze schimmels en de mycotoxinen aflatoxine en/of ochratoxine bevatten. Andere Fusarium- soorten kunnen ook voorkomen op hooi en kuil, waardoor ruwvoer de mycotoxine trichothecens kan bevatten. Bijna alle Fusarium- schimmels zijn veldschimmels die voornamelijk voorkomen vóór de oogst. Aspergillus komt vaak voor na de oogst tijdens opslag van voedermiddelen.

In het veld wordt de productie van mycotoxinen bevorderd door o.a. ongedierte (insecten), weersomstandigheden (droogte of juist veel vocht) en competitie tussen verschillende aanwezige schimmels. In opgeslagen graan is temperatuur, schade aan het graan, mengen met schimmelhoudende producten, zuurstof- en stikstofconcentraties in de lucht en pH van belang.

Testen op mycotoxinen in het voer
Mengvoerfabrieken waar krachtvoer wordt geproduceerd (brok, granenmix, muesli) zijn verzamelplaatsen waar gemakkelijk op mycotoxine-besmetting gecontroleerd kan worden, maar ook ruwvoer kan worden onderzocht op aanwezigheid van mycotoxinen. Er worden dan monsters genomen op verschillende plaatsen in de voeropslag, waarna deze worden getest. Zolang het gehalte aan mycotoxinen onder een bepaalde waarde blijft, mag de grondstof of het voer worden gebruikt/verkocht. Voor paarden is echter weinig bekend over adviesnormen of concentraties in het voer waarbij mycotoxinen niet giftig zijn. Bovendien wordt vaak onderzoek gedaan naar het effect van slechts één mycotoxine, terwijl in de praktijk vaak meerdere soorten voorkomen die elkaars effect kunnen versterken.

Tips om de kans op mycotoxicose te verkleinen
Het voorkomen van mycotoxicose begint bij het weren van schimmels tijdens de groeistadia van de plant. Aan het einde van de keten is het gebruik van mycotoxinebinders in het voer of in supplementen een optie.

  • Weiland: ter voorkoming van raaigraskramp door endophyten. Sproeien tijdens droogte (wanneer toegestaan) kan de productie van Lolitrem B verminderen/voorkomen.
  • Muesli’s zijn beperkt houdbaar. Sla deze droog en koel op (liefst in een goed afsluitbare bak of ton) en gebruik ze binnen de houdbaarheidsdatum.
  • Brok en granenmix in een silo: laat de silo regelmatig schoonmaken en controleren; vocht in de silo is funest.
  • Ruwvoer (ook stro!) wordt gezien als de belangrijkste bron van mycotoxinen. Of het voer giftige stoffen bevat, is alleen vast te stellen door middel van een analyse. Laat nieuw ruwvoer daarom altijd eerst analyseren. Droge opslag van ruwvoer is van belang; wanneer het vochtgehalte van het voer stijgt, neemt de kans op schimmelvorming toe. Kuilvoer is door het hogere vochtgehalte na openen van het pak beperkt houdbaar. Voer kuilvoer het liefst binnen twee dagen op.
  • GMP-gecertificeerde bedrijven worden regelmatig gecontroleerd. Door alleen voer van gecertificeerde bedrijven te gebruiken, is de kans op mycotoxinen kleiner.
  • Mycotoxinebinders in het voer of in supplementen kunnen opgenomen gifstoffen in het lichaam binden en onschadelijk maken.


 * Bron: EEHNC Congres Waregem

Lees meer:
Column: Mycotoxinenbinders, alternatief voor antibiotica?